Jan Mars
redactie, productie en bewerking
van teksten, woorden en taal
|
De geschiedenis van de atletiek, deel 10
Speerwerpen
Het
is een wijdverbreid misverstand dat het atletiekonderdeel speerwerpen
voortkomt uit het speerwerpen zoals dat in de legermachten van weleer
werd beoefend en dat ten doel had zo veel mogelijk zogenaamde vijanden
om zeep te helpen. Inderdaad lijken deze beide vormen van speerwerpen,
de recreatieve en de moorddadige, opvallend veel op elkaar. Ze worden
beide beoefend met een speer, die uit de hand wordt geworpen, en wel zo
dat zij (het is wellicht ietwat contra-intuïtief, maar ‘speer’ is een
vrouwelijk woord) zo ver mogelijk van de werper landt, in het ene geval
in het gras, in het andere geval in een ‘vijand’.
Ondanks deze schijnbare overeenkomsten heeft het recreatieve
speerwerpen een volkomen andere voorgeschiedenis. De vroegste vormen
van dit speerwerpen zijn namelijk te vinden in de cultuur van wat wij
veelal de ‘primitieve’ jagers- en verzamelaarssamenlevingen. Het gaat
hierbij om nomadische volken, die letterlijk leven van wat de natuur ze
biedt, al zorgen zij er wel voor dat de natuur daarbij een handje
geholpen wordt.
Zoals bekend behoort de visvangst tot de hoofdbezigheden van deze
volken waar het gaat om voedselvoorziening. Daarvoor hanteerden de
vangers geen net, aangezien de leefomgeving niet in de daarvoor
benodigde materialen kon voorzien, maar een speer. Zowel mannen als
vrouwen beoefenden deze vorm van visvangst, waarbij de vrouwen veelal
grotere hoeveelheden vis wisten te bemachtigen, terwijl de mannen
grotere vissen vingen. Men vermoedt dat dit opmerkelijke verschil
daaruit voortkomt dat vrouwen meer geduld en uithoudingsvermogen
hebben, en mannen meer talent voor grote en vaak nogal loze gebaren.
De van nature speelse aard van de mens, die ook in minder complexe
samenlevingsvormen tot uiting komt, leidde er al ras toe dat het
speerwerpen om den brode, of eigenlijk dus om vis te vangen, ook
beoefend ging worden voor het plezier en als wedstrijd. Spoedig
resulteerde dat in min of meer officiële wedstrijden, waaraan
uitsluitend mannen mochten deelnemen en die bekroond konden worden met
een grote, maar inderdaad loze glimmende beker. Dit ziet men heden ten
dage terug op atletiekbanen.
Een enkele opmerking nog over de speerwerpers in vroegere legers. Hun
nut lijkt buitengewoon marginaal te zijn geweest. Zij waren elk
bewapend met één speer, en zo gauw zij die geworpen hadden, stonden zij
letterlijk met lege handen. Dit was natuurlijk een uitermate
inefficiënte manier van het vermoorden van je medemens.
Daarom bestaat onder krijgshistorici dan ook het vermoeden dat het bij
de militaire speerwerpers niet ging om hun vermogen tot speerwerpen,
maar dat hun eigenlijke nut hierin bestond dat hun grote aantal
enerzijds intimiderend werkte, terwijl zij anderzijds, eveneens door
hun aantal, een belangrijke belemmering konden vormen voor de opmars
van de tegenstander. Dit impliceert inderdaad dat de militaire
speerwerpers helemaal niet hoefden te kunnen speerwerpen.
2008/8
| |