Jan Mars
redactie, productie en bewerking
van teksten, woorden en taal
|
De geschiedenis van de atletiek, deel 3
Hordenlopen
De
idee dat het bij hordenlopen zou gaan om het springen over een
zogenaamde horde, is verkeerd. De term ‘hordenlopen’ berust op een
misverstand, dat voortkomt uit de geschiedenis.
Toen in de laatste decennia van de negentiende eeuw onder invloed van
sociale onrust, onderbetaling en achterstelling het besef groeide dat
eendracht macht maakt, ontstonden onder de arbeidende bevolking
allerlei verenigingen, bewegingen, organisaties, bonden en syndicaten
die ten doel hadden de bestaande orde omver te werpen. De arbeidende
klasse bestond indertijd grotendeels uit ongedisciplineerde
raddraaiers, was slecht opgevoed en veelal ongeletterd, kende geen
hygiëne of tafelmanieren, had te veel kinderen en liep vaak in staat
van dronkenschap of lamlendigheid ongericht langs de straat. Het was
dan ook geen wonder dat de regenten, die de omverwerping van de
bestaande orde met afgrijzen tegemoet zagen, slechts in negatieve
bewoordingen over hun arbeiders spraken. ‘Horde’ was een gebruikelijke
kwalificatie; daar klinkt zeker óók angst in door, zoals blijkt uit de
beroemde studie van de socioloog José Ortega y Gasset, ‘De opstand der
horden’ (1929).
De regerende klasse, die zich van het gewone volk onderscheidde door
het bezit van geld, stemrecht, een penis, hoge hoeden en huispersoneel,
bestreed die angst met de militaire dienstplicht. Dat was slim:
enerzijds konden de legers de heetgebakerde jongemannen uit de
opstandige arbeidersklasse disciplineren door hen te dwingen geruime
tijd in wapenrok door te brengen, anderzijds konden de soldaten ingezet
worden om onruststokers mores te leren.
De legers, die dus bedoeld waren om de ‘horden’ onder de duim te
houden, werden gedisciplineerd door middel van marcheren: het met veel
mannen tegelijk in de maat van hier naar daar lopen en dan weer terug.
Het was merkwaardigerwijze een Belgische kolonel die rond 1906 hele
bataljons in de maat liet hardlopen. Al was deze exercitie eveneens
nutteloos, het bood niettemin een indrukwekkend beeld als tientallen
mannen in draf over kazerneterreinen holden. Bij deze kolonel ontstond
vervolgens de idee dat het voor de krijgstucht dienstig zou zijn om
bataljons massaal en in de maat over kleine obstakels te laten springen.
Al spoedig bleek dat met name het in de maat blijven te complex was
voor de matig geschoolde soldaten. Het intimiderende effect van grote
aantallen dravende en springende mannen werd evenwel breed onderkend:
de regentenklasse in geheel Europa liet bij opstootjes haar legers over
straat springen. De soldaten noemden deze aanvallen op oproerkraaiende
proletariërs met die typische humor van mannen-onder-elkaar
‘hordenlopen’.
Het is betreurenswaardig dat de jeugdige generaties die zich zo vol
overgave met het zogenaamde hordenlopen bezighouden, niet geleerd wordt
dat deze tak van de atletiek niet alleen een verkeerde benaming heeft,
maar bovendien ontwikkeld is ten koste van hun terecht opstandige,
arbeidende voorvaderen.
2008/1
| |